Mah Jongg is misschien wel het spel waarover de meeste fabeltjes zijn verspreid. Louter fraaie verkooppraatjes om het tijdens de rage in de Roaring Twenties aan de man en vooral aan de vrouw te brengen. Mah Jongg is echt niet eeuwen en eeuwen oud. Het heeft helemaal niets met Confucius te maken. En werd heus niet uitsluitend aan het hof van de Chinese keizers gespeeld.
In tegenstelling tot echt oude spellen zoals schaken, ganzenbord, kaarten, het Afrikaanse Mankala (ook bekend onder vele andere namen), is Mah Jongg een ‘jong’ spel. Pas aan het eind van de negentiende eeuw, in 1893, wordt het spel voor het eerst vermeld.
Een mogelijke oorsprong is het uit bamboestroken of papier bestaande kaartspel waarvan de vorm nog herkenbaar is in de smalle Mah Jongg kaarten waar de Chinezen mee spelen. Maar over de evolutie van bamboe stroken naar de vroege en huidige been-en-bamboe stenen is weinig tot niets bekend.
Voor mij is Mah Jongg ‘de rijsttafel’ onder de spellen. Rond 1900 bedacht voor en gebruikt door de, vaak Amerikaanse expats in China.
Overeenkomsten met Gin Rummy kunnen geen toeval zijn. Pas later is het weer ‘terugveroverd’ door de Chinezen zelf die het spel fanaat spelen, met grote stenen van lelijk maar praktisch plastic, en waarbij soms enorme sommen geld over tafel gaan.
In september 1920 publiceerde Joseph Parker Babcock (afb.: Mah-Jong Up-to-Date, Milton C. Work 1924) ‘The Red Book of Mah-Jongg’.
Voor velen nog steeds de Bijbel van het spel.
Hij was namens Standard Oil in China gestationeerd, maakte kennis met het spel, versimpelde de spelregels, deponeerde de naam Mah-Jongg en importeerde het spel in Amerika.
Lees meer >
< Terug